Het videorecorder beleidsplan

Kosten

Dit punt behoeft absoluut de nodige aandacht. We zijn er namelijk niet met het kopen van alleen videorecorders. We hebben het hierbij dan over het zgn. total cost of ownership. Een videorecorder behoeft namelijk ook een televisietoestel om de video-banden te kunnen bekijken. Aangezien een videorecorder de mogelijkheid geeft om alles in kleur te bekijken zullen er waarschijnlijk nieuwe toestellen gekocht moeten worden die aan deze specificaties voldoen. Er moet een stroomvoorziening zijn en, in het geval van het ontvangen van signalen uit de ether, een antenne en een zgn. coaxkabel. Al deze kosten moeten in feite meegerekend worden bij de aanschaf van een videorecorder. Daarbij moeten we ons ook niet verkijken op de prijs van de video-banden. Deze lijken na verloop van tijd te slijten en moeten dan vervangen worden. Verder lijkt het niet verstandig als iedere locatie zomaar zelf een videorecorder gaat kopen. Natuurlijk hebben de Kijkshop en de Aldi af en toe goedkope aanbiedingen, toch is het goed ook te kijken naar dingen als garantie en service. Daarnaast zal systeembeheer een vorm van standaardisatie willen omdat iedere recorder op een andere manier geprogrammeerd schijnt te moeten worden. Dat is natuurlijk voor die mensen niet te behappen. Aan de andere kant kunnen we ons afvragen wat het kost als we geen videorecorders invoeren. Leerlingen kiezen misschien voor een andere school en docenten blijven op een traditionele manier lesgeven. het invoeren van videorecorders zal uiteindelijk leiden tot een bezuiniging op het aantal docenten, omdat een docent niet in alle gevallen aanwezig hoeft te zijn bij de vertoning van een videofilm en omdat een video in een kantine of sportzaal wel aan 4 groepen tegelijk vertoond kan worden.